DONDERSTEEN, m. (-en), donderbeitel; meteoriet;
— (gemeenzaam) kwelduivel: ’t is een echte dondersteen; een valsche dondersteen, een valsch, laaghartig mensch;
— (in werkwoordelijken vorm) dondersteen op, donder op, ruk uit; lig niet te dondersteenen, te zeuren, zaniken.