dondersteen
(19e eeuw) (scheldw.) lastig persoon; deugniet; kwelduivel. Reeds opgetekend bij A. Opprel (Het dialect van Oud-Beierland. 1896) en bij Boekenoogen (De Zaansche volkstaal. 1897). • Ze zijn zoo bang voor die dondersteen, de een loopt nog harder voor 'm dan de ander. (H. Hartog: Sjofelen. 1904) • Er zijn veel woorden met meer dan é&...