DOEKEN, (doekte, heeft gedoekt), eene kamer doeken, met behangdoek bekleeden;
— een schilderstuk doeken, op nieuw doek overbrengen; vgl. verdoeken; (w. g.) bedriegen, blinddoeken. DOERING, v.
Gepubliceerd op 02-09-2018
betekenis & definitie
DOEKEN, (doekte, heeft gedoekt), eene kamer doeken, met behangdoek bekleeden;
— een schilderstuk doeken, op nieuw doek overbrengen; vgl. verdoeken; (w. g.) bedriegen, blinddoeken. DOERING, v.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.