doeken
doeken - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord doek
Van Dale Uitgevers (1950)
(doekte, heeft gedoekt), 1. in een doek doen: kaas doeken; — een kamer doeken, met behangdoek bekleden; 2. (w. g.) blinddoeken, bedriegen.
J.H. van Dale (1898)
DOEKEN, (doekte, heeft gedoekt), eene kamer doeken, met behangdoek bekleeden; — een schilderstuk doeken, op nieuw doek overbrengen; vgl. verdoeken; (w. g.) bedriegen, blinddoeken. DOERING, v.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: