Gepubliceerd op 02-09-2018

Disch

betekenis & definitie

DISCH, m. (disschen). tafel, waarop spijzen staan een goed voorziene disch; zich aan den disch zetten, om den disch scharen; bruiloftsdisch; iem. ten disch noodigen;

— (gew.) tafel of schragen met planken ter uitstalling van koopwaren (op kennissen enz.);
— (gew.) die kinderen zijn op den disch, ten laste van het weeshuis;
— gereserveerde zitplaats in het koor eener R.-K. kerk, voor priesters of autoriteiten.