Gepubliceerd op 02-09-2018

Dekken

betekenis & definitie

DEKKEN, (dekte, heeft gedekt), eene bedekking over iets uitbreiden: een huis met pannen, met siroo dekken; zich voor de koude dekken;

— teere planten ‘s winters met stroo dekken;
— alleen een sluier dekte haren boezem;
— eene bedekking vormen voor de sneeuw dekt de teere plantjes;
— de tafel dekken, er een tafellaken over leggen en verder voor ’t maal aanrichten (bij verkorting ook): de meid heeft al gedekt; er is gedekt; zich dekken, zijn hoed opzetten;
— (spr.) het potje gedekt houden eene bedenkelijke zaak niet verder onderzoeken;
— van eene ondoorzichtige verflaag voorzien; goed dekkende verf, die lucht en licht volkomen afsluit;
— die begrippen, woorden dekken elkander, komen geheel overeen;
—t bedekken, verbergen, aan het gezicht onttrekken;
— (krijgsk.) tegen een vijandelijken aanval beschermen de troepen waren in den rug door een moeras gedekt;
— den aftocht dekken, zorgen dat die ongehinderd kan plaats hebben;
— (spr.) de vlag dekt de lading, een schip onder onzijdige vlag varend mag niet bemoeilijkt worden, (fig.) een beroemde naam kan ook het minder goede (in een boek b. v.) vrijwaren voor aanmerkingen;
— de inkomsten kunnen de uitgaven niet dekken, vergoeden, ertegen opwegen;
— een tekort, een verlies dekken, vergoeden, aanvullen; eene schuld dekken, eigendommen aanwijzen, waarop die schuld zoo noodig verhaald kan worden;
— een beleend effect dekken, een bedrag storten om bij mogelijke koersdaling, den houder ervan voor verlies te vrijwaren;
— de nietigheid van een verzuim dekken, daaraan elke kracht ontnemen;
— ik ben gedekt, voor verlies gevrijwaard, (ook) voor mogelijke aanmerkingen;
— de deurwaarder is door den advocaat gedekt;
— hij zocht zijn vriend te dekken, voor verlies, tegenspoed, aanmerkingen te vrijwaren;
— zich dekken, zich voor mogelijke verliezen (ook voor aanmerkingen op zijne handelingen) vrijwaren;
— eene merrie laten dekken, laten bevruchten, bespringen. DEKKING, v. het dekken; bedekking zonder kleed of dekking.