BURGEMEESTER, m. (-s), hoofd, bestuurder eener gemeente;
— ééns burgemeester, blijft (altijd) burgemeester, wie eens een slechten naam heeft, houdt dien;
— zij maken er hem geen burgemeester om, ze kunnen er hem niets om doen;
— iem. burgemeester van een afgebrand dorp maken, onschadelijk maken;
— eene soort van zeemeeuw (larus glaucus), ’s winters hier aan de kust voorkomende.