Gepubliceerd op 01-09-2018

Boener

betekenis & definitie

BOENER, m, (-s), BOENSTER, v. (-s), die boent.

BOENGOED, o. boensel; doek en boensel waar is het boengoed geborgen ?
...HUIF, v. (...huiven), (gew.) afdak waaronder de melkemmers en -kannen worden geboend en bewaard;
...LAP, m. (-pen), boendoek;
...PLANK, v. (-en), (gew.) plank in het midden der sloot, bij de achterdeur eener boerenwoning, op eene vaststaande ladder rustende, waar het boerengereedschap wordt geboend;
...POST. m. (-en), (gew.) boenhuif.

< >