Gepubliceerd op 01-09-2018

Beschieten

betekenis & definitie

BESCHIETEN, (beschoot, heeft beschoten), op iets schieten eene vesting, den vijand beschieten;

— met bommen beschieten, bombardeeren;
— schietend bereiken; (ook fig. w. g.) zijn doel, zijn wit, zijn oogmerk beschieten, treffen, zijn doel bereiken;
— (timm.) met planken bekleeden; eene lambrizeering maken;
— (scheepsb.) eene ruimte afdeelen door een of meer beschotten;
— eene met glas beschoten galerij, veranda, met glas afgesloten;
— mijne oogen waren even beschoten, ik was licht ingesluimerd;
— (gew.) er beschoten uitzien, bleek, slecht;
— (gew.) vorderen, vooruitkomen;
— (gew.) waarde hebben, beteekenen dat beschiet niet veel, dat beduidt niet veel, heeft niet veel om 't lijf;
— (gew.) (van gewassen) opbrengen, opleveren.