Wat is de betekenis van Beschieten?

2024-04-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

beschieten

beschieten - Werkwoord 1. (ov) met geschut- of geweervuur bestoken De soldaten werden urenlang beschoten. 2. (ov) (een oppervlak) bekleden Woordherkomst Afgeleid van schieten met het voorvoegsel be-

2024-04-27
Historische collectie Nederland

Rijksdienst voor het cultureel erfgoed (2019)

beschieten

Met planken of (zie) wagenschot bekleden van een dak, houten gewelf of wand.

2024-04-27
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

beschieten

beschieten - onregelmatig werkwoord uitspraak: be-schie-ten 1. ergens op schieten ♢ de soldaten beschieten de vijand met kogels 2. een wand bekleden met planken ♢ de timmerman beschiet de wanden...

2024-04-27
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Beschieten

regelmatig bedekken van de grond met een dunne laag zand. Dit is b.v. nodig wanneer een terrein is ingezaaid met grovedennen-zaad. Soms beschiet men ook na breedwerpige bezaaiing met eikels of beukennoten en in oudere beplantingen, omdat hierdoor overtollige onkruidgroei wordt tegengegaan.

2024-04-27
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Beschieten

v., bisjitte.

2024-04-27
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Beschieten

(beschoot, heeft beschoten), 1. met kogels, pijlen enz. schieten op (alleen bij meervoudige begrippen): een vesting, de vijand beschieten; — met granaten beschieten, bombarderen. 2. (vero.) schietend bereiken; (fig.) zijn doel, zijn wit, zijn oogmerk beschieten. 3. (een oppervlak) bekleden, inz. met planken; een la...

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

beschieten

beschoot, h. beschoten (1 met plankwerk bekleden; 2 met geschut, pijlen, kogels enz. naar of op iem. of iets schieten); 1. het dak laten beschieten; 2. een vesting beschieten.

Wil je toegang tot alle 18 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

beschieten

(be'schi:tən) (beschoot, beschoten; heeft beschoten) 1. [schieten met wapens] er op schieten : een vesting -. 2. [schieten, oprichten] met plankwerk bekleden : de wanden zijn met eikehout beschoten. 3. [schieten, opschieten, voortgaan] Veroud. opbrengen, voordeel opleveren.