Gepubliceerd op 01-09-2018

Bommen

betekenis & definitie

BOMMEN, (bomde, heeft gebomd), dof weerklinken, een hol geluid geven (van hol liggend ijs, van leege vaten);

— leege, holle vaten bommen ’t hardst, ’t meest, die het minste verstand hebben, voeren het hoogste woord;
— luiden, galmen (van klokken);
— ’t kan mij niet bommen, niet schelen;
— (van vaten) dichtmaken door er de bom op te slaan.