BEPRATEN, (bepraatte, heeft bepraat), over iets praten, het pratende behandelen wij zullen die zaak nader bepraten;
— tot iemands nadeel praten, belasteren hij werd door iedereen bepraat;
— door praten overhalen, overreden: zich laten bepraten. BEPRATING, v. (-en), aanrading, overreding; bespreking.