BENEVELEN, (benevelde, heeft beneveld), met nevelen of dampen omringen, verduisteren eene benevelde lucht; beneveld weer, nevelachtig, niet helder; (ook fig.) het verstand benevelen;
— de waarheid benevelen, verduisteren, verbergen;
— hij is beneveld, hij is een beetje dronken. BENEVELING, v. (-en).