BEGRENZEN, (begrensde, heeft begrensd), van eene grens of grenzen voorzien; door de zee begrensd, ingesloten door;
— de duinen begrenzen daar het vergezicht, vormen er de grens van;
— iemands macht begrenzen, beperken;
— een voorstel scherp begrenzen, juist omlijnen, nauwkeurig onder woorden brengen. BEGRENZING, v. (-en).