m. en o. (-en, -s), (R. K.) halfcirkelvormig dak op zuilen rustend boven ’t altaar, van met goud of zilver doorweven stof; hemel boven den Pauselijken of Bisschoppelijken troon; rechthoekige troonhemel waaronder het allerheiligste bij processies wordt rondgedragen;
— (bij uitbr.) hemel boven een ledekant.