m. (...anen), een in ongunstigen , zin bedoelde naam voor de volgelingen van Arminius, die de leer van Calvijn over de genade en de praedestinatie verwierp;
— (gew.) groote baars; een omgekeerde Arminiaan, een gebraden en op eene bepaalde wijze toebereide baars (of snoek).