Afzeulen (zeulde af, heeft afgezeuld), (zware voorwerpen) met moeite en inspanning half dragende, half sleepende wegvoeren: 't is een werkje, al die kisten en balen van den wal af te zeulen !; naar beneden zeulen koffers en pakken van den zolder afzeulen;
— zich afzeulen, zich afmatten, sterk vermoeien door zware voorwerpen met moeite en inspanning te vervoeren de knechts hebben zich vandaag bij dien verhuisboel wat afgezeuld !