Afvreten (vrat af, heeft afgevreten), (van dieren, en in platte taal van menschen) iets wegnemen door het op te vreten de kat heef een heel stuk van het vleesch afgevreten;
— de bladeren van de struiken, het vleesch van de beenderen afvreten, ook een boompje, een been afvreten, al de bladeren of vruchten van het boompje, al het vleesch van het been opvreten;
— -wegvreten de plint is geheel door de muizen afgevreten;
— door eene bijtende, knagende of verterende werking allengs van de buitenste deelen ontdoen, langzaam verteren het koperen plaatje was door de roest rondom afgevreten en ongelijkvormig geworden. AFVRETING, v.