Gepubliceerd op 31-08-2018

AFSTORMEN

betekenis & definitie

Afstormen (stormde af, heeft en is afgestormd), (van voetgangers en ruiters) zich in snelle en geweldige vaart verwijderen, wegspoeden: de soldaten legden aan en verschrikt stormde het volk van de markt af of de markt af; op het gegeven bevel stormden de ruiters het plein af;

— (ook dicht.) van zeevarenden gezegd die in aller ijl van eene plaats wegzeilen;
— (van voetgangers en ruiters): op iemand of iets afstormen, met hevigheid recht op iem. of iets toesnellen, in volle vaart erop aanrennen: de trompet klonk en daar stormde de ruiterij op den vijand af;
— (van voetgangers en ruiters) in volle vaart naar beneden spoeden: de huzaren stormden (van) den heuvel af; hoe dikwijls hebben wij als jongens de trappen op- en afgestormd;
— (ook dicht.) van afwaarts stroomend water: de bruisende beek, langs de helling der rots afstormende;
— iem. of iets (door een stormwind) wegdrijven: een hevige orkaan heeft het schip van de kust afgestormd;
— (w. g.) door den storm losgerukt en afgeworpen worden: afgestormde boomen, heuvels, door den stormwind van bladeren, takjes, zand ontbloot;
— de orkaan heeft in het bosch eene menigte takken en bladeren afgestormd, afgerukt;
— (w. g.) een hevige rukwind heeft een aantal schoorsteenen en dakpannen afgestormd, afgeworpen;
— de zee stormt hunne dijken af, ontneemt ze hun in den storm;
— (dicht.) afgestormde schepen, door stormen tot het uiterste geteisterd;
— (fig.) (dicht.) door den storm der hartstochten afmatten en uitputten: uw hart door ’t geweld der driften afgestormd; (bijb.) de afgestormde ziel;
— (dicht.) (vestingen, wallen, muren legerplaatsen enz.) door aanhoudende bestorming zoodanig teisteren, dat zij in ontredderden toestand geraken;
— eindelijk had het afgestormd, was het weer kalmer geworden, was de storm bedaard.

< >