(stikte af, heeft afgestikt), (in den land- en tuinb.) met eene spade of dergelijk werktuig wortels, distels enz stootende afsteken gij hebt met uwe spade de wortels van die plant afgestikt;
— (in de veenderij) (den veengrond die door middel van het treebord of de stikkersplank in ruiten is afgedeeld, de maat der te snijden turven aanwijzende) afsteken, in turven afdeelen door het indrukken van het daartoe bestemde scherpe ijzeren werktuig aan een houten steel bevestigd, dat stikker of stikschop genoemd wordt;
— (kleerm. en naaisterst.) een stikwerk afmaken, voltooien;
— (iets) afwerken door er een rand om te stikken;
— alles afdoen wat er te stikken valt. AFSTIKKING, v.