AFSCHAFFING, v. de daad van afschaffen : de afschaffing der slavernij, der geeseling, der doodstraf, der tienden, van het dagbladzegel enz.; de afschaffing van paarden en rijtuigen, van bedienden enz.; het afschaffen van het gebruik van geestrijke dranken: hij is van de afschaffing, gebruikt geen sterken drank meer; (ook) is lid van een afschaffingsgenootsehap;
— (*"n), (fig. gemeenz.) afschaffingsgenootsehap : je zult waarschijnlijk lid van de afschaffing worden.