Gepubliceerd op 30-08-2018

Afraken

betekenis & definitie

AFRAKEN, (raakte af, is afgeraakt), van iem. of iets afraken ,(van eene plaats of van een voorwerp) zonder opzet en meestal ongemerkt verwijderd geraken: in het gedrang raakten zij van elkander af;

— (fig. uitsluitend van menschen) van den weg (der deugd en der waarheid) afraken, er ongemerkt van afwijken, allengs op een dwaalspoor komen;
— van zijn onderwerp afraken, onwillekeurig afdwalen van het onderwerp waarover men denkt, spreekt of schrijft;
— van eene bezigheid, studie, liefhebberij, gewoonte enz. afraken, ze allengs en onwillekeurig laten varen, er niet meer aan doen;
—van zijn stuk afraken, van de wijs afraken (of geraken), verward, verlegen, beteuterd worden;
— hoe is dat lood van het dak afgeraakt ? door welke oorzaak ligt het er niet meer op ?:
— als men geen plezier van zijne kinderen heeft, raakt het hart er van af, houdt in betrekking tot hen de hartelijkheid op;
— erin slagen er vandaan te komen : eindelijk raakten wij, raakte het schip van de ondiepte af;
— er ongemerkt van gescheiden geraken, ervan afgaan : er is een knoop van mijn rok afgeraakt;
— die verf begint erg te verschieten, het mooi raakt er geheel af, verdwijnt langzamerhand;
— als men iets dikwijls doet, raakt er het nieuwtje (de aardigheid enz.) gauw af, wordt niet meer opgemerkt, bestaat schijnbaar niet meer;
— bevrijd komen, ontslagen geraken (van lastige personen of zaken): ik kon maar niet van den vervelenden kerel afraken; zij wist niet hoe ze van die aanzoeken zou af raken;
—(scherts.) hij heeft een mooien buidel met geld meegenomen; nu, hij zal er wel afraken, die kwijtraken;
— (van koopwaren die men in voorraad heeft) ze kwijtraken door er een kooper voor te vinden : ik raak toch zoetjes aan van mijn voorraad af;
— (van slechte gewoonten) er in slagen ze af te leggen, er vrij van raken : door zijne ziekte is hij gelukkig van den drank afgeraakt:
— (van eene verloving of een voorgenomen huwelijk), ontbonden worden, afspringen: het engagement van den heer A. met mej. B. is afgeraakt;
— (van een werk dat verricht, of een voorwerp dat vervaardigd wordt) afgedaan of voltooid raken, in gereedheid komen, klaar komen: alle dagen een beetje, zoo raakt het werk eindelijk af.

< >