Gepubliceerd op 30-08-2018

Ademen

betekenis & definitie

ADEME (bij dichters ȂMEN, in het dagelijksch leven ASEMEN), (ademde, heeft geademd), van zelf, onwillekeurig ademhalen;

ruimer ademen, (fig.) zich verruimd, verfrischt gevoelen, ontheven van hetgeen vroeger beklemde of bezwaarde;
— vrij ademen, in vrijheid leven;
— (dicht.) leer mij ademen en sterven, leven;
— al wat ademt, alle levende wezens, inz. het menschdom;
— (fig.) (van den wind) waaien: geen zefier ademt uit het zuien; (van de lucht) de reine lucht die hier ademt, die men hier kan inademen;
— (van onstoff. zaken) hier ademt een geest van liefde en vrede, is hier overal kenbaar;
— (w.g.) op het punt staan van uitgesproken te worden: ’t woord ademt op haar lippen;
— inademen: de lucht die men hier ademt, is verpest;
— hier ademt men liefde en vrede, hier leeft men in eene omgeving van liefde en vrede;
— uitademen (dicht.): zijne longen aȃmden vuur; (fig.) wraak ademen, van blinde wraakzucht bezield zijn; de geheele natuur ademde wellust, getuigde er van; ADEMING, v. (w. g.) ademhaling, (’t Komt voor in uitademing, inademing, verademing.)

< >