ACHTERWERK, o. achterste werk; dat gedeelte van een werk of toestel dat zich achteraan bevindt : het achterwerk van een boek;
— (wev.) gedeelte van een weefgetouw dienende om de draden van den ketting gelijkmatig gespannen te houden;
— (zeew.) het achterste gedeelte van een schip;
— ( scherts.) het achterste: iem. op zijn achterwerk komen, voor zijn achterwerk geven;
— kant of tulen strook die ter verbreeding aan eene te smalle kant wordt gezet.