Gepubliceerd op 30-08-2018

Aardappel

betekenis & definitie

AARDAPPEL, m. (-s, -en), de bekende eetbare knol;

— de plant (solanum tuberosum), waaraan de aardappel groeit;
— de aardappels afgieten, ; het water van de gekookte aardappels gieten; (plat) wateren;
er uitzien als een afgegoten aardappel, er ontdaan en zweeterig uitzien; (gemeenz.) een mensch is geen aardappel, wil ook wel eens een verzetje, een genoegen.