ZINLIJK, bn. bw. (-er, -st),
1. onder het bereik der zinnen vallende : een zinlijk beeld ; (bw.) zinnelijk waarneembaar ;
2. de zinnen als lichamelijke vermogens betreffend : het zinnelijke leven, in tegenst. met het geestelijke leven ; — met zinnen begaafd : een mens is een zinnelijk wezen;
3. (in beperkter zin) alleen de zinnen aangaand of bevredigend: zinnelijk genot; zinnelijke liefde;
4.geneigd tot zingenot, wellustig, wulps: een zinnelijk mens ; een zinnelijke vrouw ; een zinnelijk leven leiden; zinnelijke voorstellingen.