(vereffende, heeft vereffend),
1. effen maken; voldoen, betalen: zijn schulden vereffenen; afwikkelen, in orde brengen : een boedel, nalatenschap vereffenen ;
2. schikken, bijleggen : een geschil vereffenen ; een zaak met iem. trachten te vereffenen: iets 3.met iem. te vereffenen hebben, een vordering op hem hebben goed te maken, een appeltje met hem te schillen hebben.