Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Uitvoer

betekenis & definitie

m. (-en),

1. verkoop en vervoer van producten van het eigen land naar het buitenland, export: Amerika heeft de uitvoer van koren verboden ; statistiek van in- en uitvoer;
2. hetgeen uitgevoerd wordt (naar de omvang): de uitvoer van dat land is kleiner dan de invoer; onzichtbare uitvoer, het verlenen van diensten aan vreemde landen als bron van inkomsten;
3. het uitvoeren, in de uitdr. ten uitvoer brengen of leggen, volvoeren.