(bereidde toe, heeft toebereid), gereed, geschikt maken voor een zeker doel;
1. (van reeds bestaande personen of zaken) ze een zekere bewerking of wijziging doen ondergaan; in vrij gebruik veroud.: en de bouwlieden van Salomo bereidden het hout toe, en de stenen, om dat huis te bouwen (1 Kon. 5 : 18);
— (van zaken die voor spijs en drank moeten dienen) bereiden, klaarmaken: thans nog in min of meer deftige taal: gehakt, met uien en paprika toebereid;
— (van bouwland) voor bezaaiing of beplanting geschikt maken: het zaaikoren werd aan een slecht toebereide grond toevertrouwd;
2. (van nog niet bestaande zaken) samenstellen, bereiden, vormen: Noach heeft de arke toebereid tot behoudenis van zijn huisgezin (Hebr. 11 : 7);
— (van spijzen en dranken, thans nog gewoon in min of meer deftige taal) klaarmaken, bereiden: gebakken peterselie kan, mits behoorlijk toebereid, zeer smakelijk zijn;
3. (niet alg.) scheppen, doen ontstaan: uit de mond der jonge kinderen en der zuigelingen hebt Gij U lof toebereid (Matth. 21 : I6).
