(Gr.-Lat.), v. (-ën),
1. werkelijke of onderstelde verwantschap tussen bepaalde zaken, tengevolge waarvan zij dezelfde invloed ondergaan, op elkaar invloed oefenen, of tot elkaar worden aangetrokken; poeders der sympathie, poeders die geacht werden, zelfs op een afstand, door sympathie op het lichaam te werken; — (muz.) sympathie der tonen, het medeklinken van gelijkgestemde snaren, als er één tot toongeven gebracht wordt; — (geneesk.) overeenstemming tussen de verrichtingen van verschillende organen;
2. werkelijke of veronderstelde verwantschap waardoor twee of meer personen tot elkaar worden aangetrokken: sympathie der harten;
3. medevoelen, gevoel van verbondenheid: de sympathie van de schrijver met de rationalistische wijsbegeerte;
4. gevoel van genegenheid of waardering: sympathie voor iem. hebben; sympathie voor iets gevoelen; sympathieën en antipathieën;
5. persoon of zaak waarvoor men genegenheid of waardering gevoelt: hij is geen sympathie van me.