(stoof, is en heeft gestoven),
1. (van een fijn verdeelde stof of een grote menigte kleine voorwerpen) door een luchtstroom gedreven zich snel voortbewegen: het zand stoof mij in de ogen; de sneeuw is tegen de ruiten gestoven; — (onpers.) het stuift hier erg, er vliegt hier veel stof rond; — (fig., gew.) het zal er stuiven, het zal er heet toegaan: het heeft er gestoven; — (gew.) wat stuift het hier,
gezegd als iem. bluft of veel drukte heeft;
2. (drukk.) het van de kanten en oppervlakte loslaten van fijne vezels en andere papierbestanddelen bij het snijden en andere bewerkingen, waardoor verontreiniging van drukvorm en rollen ontstaat;
3. (oneig.) zich met grote haast of snelheid voortbewegen: de wind stuift in de stoeiende wilgen; uit elkander stuiven; hij stoof de deur uit; het is gestoven, het is verdwenen, weg; men weet niet waar hij gestoven of gevlogen is, wat van hem geworden is, waar hij heengegaan is;
4. stof opjagen, doen opvliegen, maken: je moet niet zo stuiven.