Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

SPRANK

betekenis & definitie

v. (-en),

1. vonk: er is geen sprankje vuur in de kachel; — (fig.) er is geen sprankje geest in hem, in dit werk, totaal niets.
2. een sprankje licht, een straaltje licht.
3. spruit, vertakking; smalle tak van een waterloop: een kleine kom, waaruit zich verscheidene spranken in otulerscheiden richting een weg baanden.

< >