Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Sein

betekenis & definitie

I. o. (-en),

1. (overeengekomen) teken (beweging of verplaatsing van een lichaamsdeel of voorwerp, licht of geluid) waardoor men (op zekere afstand) iets kenbaar maakt of een waarschuwing geeft: de seinen afspreken, geven; seinen wisselen, beantwoorden; het sein tot de aanval, tot de terugtocht geven; seinen met vlaggen, met lampen, met de misthoren; — (oneig.) onmiddellijke aanleiding: dat tumult was het sein tot de opstand.
2. voorwerp bestemd om er tekens als onder
1. mee te geven: het sein stond op veilig; de seinen bedienen.

II. v., (gew.) zegen (visnet).