Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Afstand

betekenis & definitie

m.,

1. (bijb. dicht.) het laten varen van een voornemen, een handeling of een gezindheid : afstand van ongerechtigheid';
2. de handeling waarbij men een bezit of een aanspraak opgeeft, het laat varen : hij schrikt van een testament, als ware het een voorbarige afstand van zijn goed; — inz. met betr. tot macht of regering: hij had te kiezen tussen een vrijwillige afstand en een gedwongen afzetting;afstand doen van de regering, van de troon, van de kroon, van de schepter enz., van verder regeren afzien; — afstand dooi als graaf, van de grafelijke waardigheid ; — de mens wil nooit afstand doen van alle hoop, alle hoop opgeven; — afstand doen van zijn vrijheid, zich die laten ontnemen; — afstand doen van de wereld, het wereldlijk leven laten varen om zich aan een geestelijk leven te wijden ;
3.(-en), de verwijdering tussen twee punten als afmeting, de lengte der denkbeeldige rechte lijn tussen twee plaatsen: een grote, verre, onmetelijke, kleine, geringe, onbeduidemle afstand; — een afstand afleggen, doorsnellen, doorvliegen enz., die van het begin tot het einde doorlopen op de wijze als in het ww. is uitgedrukt; — op een afstand, op een grote, verre, kleine afstand enz., min of meer verwijderd van —: als ge die tekening op een afstand houdt, komt zij beter uit’,op eerbiedige afstand, met een tussenruimte die van eerbied getuigt, als een blijk dat men zich niet verstout naderbij te komen, vaak schertsend : ik bleef op eerbiedige afstand van de stinkende poel;op korte, kleine, grote, regelmatige enz. afstanden, met tussenruimten als in de bepaling is uitgedrukt; — iem. op een afstand houden, hem noodzaken op een verwijderde plaats te blijven, hem beletten te naderen; (fig.) zorgen dat hij niet te gemeenzaam wordt; — zich op een afstand houden, een zekere afstand bewaren, van iem. of iets verwijderd blijven staan, niet te dicht bij komen; (fig.) zich niet gemeenzaam met hem inlaten; — hij is altijd erg op een afstand, terughoudend, koel, hooghartig; — (fig. zegsw.) iem. of iets op een afstand navolgen, onvolkomen navolgen, bij het voorbeeld achterblijven;
4.(in bijz. toepass.) de ruimte tussen de onderdelen van een troep die in kolonne marcheert of tussen de schepen ener zeilende, stomende vloot: afstand bewaren, houden, nemen; — (in de behandeling van vuurwapens) de denkbeeldige lijn van de monding van een vuurwapen naar het doel waarop men aanlegt: de juiste kennis van de afstand is tot het richten nodig ; — (zeev.) afstaml nemen, de boog meten van de grote cirkel die tussen twee hemellichamen begrepen is, als b.v. tussen de maan en de zon Omiansafstand), tussen de maan en een vaste ster (sterreafstand), tussen twee planeten onderling of tussen een planeet en de maan (planetenafstand) ;
5. (muz.) het verschil in hoogte van twee tonen: de afstand van c tot g is de zuivere quint;
6. (dicht.) (ver) verwijderde plaats : hij naderde van verre afstand; in de afstand, in de verte, in ’t verschiet;
7. van afstand tot afstand, op onderling even ver van elkaar gelegen punten: van afstand tot afstand worden paaltjes gezet en een touw er langs geschoren om de toeschouwers buiten de baan te houden; — (schild., fotogr.) perspectief;
8. de verwijdering tussen twee tijdstippen; het nageslacht beschouwt de gebeurtenissen op een afstand; — (w. g.) de afstand van jaren, verschil in leeftijd: de afstand van jaren tussen de beide echtgenoten

is groot; — 9. het verschil tussen twee handelingen, toestanden of sferen, het onderscheid tussen de ene en de andere : tussen wens en vervulling ligt een grote afstand ; van spot tot hoon is de afstand niet groot; — 10. verschil in rang of stand: de afstand tussen officier en soldaat, tussen fabrikant en fabrieker.