I. SALVO
(<It.), o. (-’s), het gelijktijdig losbranden van een aantal geweren of kanonnen, oorspr. als eerbewijs, o.a. bij militaire begrafenissen, vervolgens ook in de strijd ; — oneig. ook gezegd van werptuigen en fig. van uitroepen die van een menigte uitgaan: een salvo van toejuichingen, van verwensingen. II. SALVO (Lat.), bn., voorbehouden; vgl. Salva en zie bij de afkortingen.