Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Roven

betekenis & definitie

I. (roofde, heeft geroofd), de korst (roof) van een wonde afnemen.

II. (roofde, heeft geroofd),

1. openlijk met geweld wegnemen wat een ander toebehoort (overg. en abs.): geroofde goederen; de Duitsers kwamen hier om te roven en te moorden; langs de grote weg, op zee roven;

(van mensen) ze uit hun land of woonplaats met geweld wegvoeren, inz. als slaven; — een meisje roven, haar schaken; — van dieren: zijn prooi bejagen en vermeesteren; — (bijent.) van bijen: met geweld de honing uit de korven van andere bijen wegvoeren.

2. (fig.) ontnemen, wegnemen: zij roofde mijn hart; een kusje roven, ongevraagd en onverwacht iem. kussen; hij heeft haar eer geroofd, haar verkracht.
3. (kaartsp.) de als troef gekeerde kaart voor de laagste van die kleur inruilen: het aas met de zeven roven.
4. (Zuidn.) wegnemen zonder ongunst, bet., niet als diefstal: een vogel roven, het nest uithalen; de hennen roven, de eieren uit het hok nemen; de brieven roven, uit de brievenbus nemen; ’s avonds roof ik het offerblok, opdat het niet ’s nachts gestolen wordt, neem ik het geld er uit.