Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Rots

betekenis & definitie

v. (-en),

1. grote, ruwe, samenhangende steenmassa die als een natuurlijke verhevenheid boven de oppervlakte der aarde of boven de bodem der zee uitsteekt (in het laatste geval boven water komend of er onder verborgen, klip): een steile rots; een burcht op een rots; het schip werd op een rots verbrijzeld; kale, barre rotsen; — beeld van vastheid, onwrikbaarheid: staan als een rots; — ook beeld van hardheid, dorheid en onbewogenheid; op een rots, op rotsen ploegen, onvruchtbare arbeid verrichten; — ook als stofnaam en als bodemsoort: uit rots gehouwen; in de geol. ben. voor alle stenen en gronden waaruit de aardkorst is samengesteld.
2.(fig.) toeverlaat, steun, veilige toevlucht: de Keer is mijn rots en borcht; — toegepast op Petrus: de rots van St. Pieter, waarop de R.-K. Kerk is gebouwd.
3. hoop (meestal kunstmatig) opeengestapelde rotsblokken of grote stenen: de Rots iri de oude Rotterdamse Diergaarde.
4. (gew.) vrucht van de grove den, denappel.
5. biscuit op bep. wijze toebereid.