Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Roet

betekenis & definitie

o.,

1. (gew., Zuidn.) vet van sommige dieren; — (scheepst.) talk;
2. schoorsteenzwart, pijpzwart, fijne koolstof die zich uit de rook afzet en als meststof veel waarde heeft; zo zwart als roet; zo bitter als roet, zeer bitter; — (fig.) roet in ’t eten gooien, het spel storen, de zaken bederven;
3. het zwart, stuifaren (in gerst en haver), woekerzwam.