m. (-men),
1. niet gecastreerd mannelijk schaap: een strijdlustige ram; rammen en ooien; — (zegsw.) hij is aan een (kwade) ram gekoppeld, hij heeft met iem. te doen, die niet gemakkelijk is;
2. mannetje van het konijn, rammelaar: een ram of een voedster;
3. (jag.) mannetje der marters, bunzings en wezels: de ram is iets groter dan de moer;
4. naam van een sterrenbeeld (Aries); — een der twaalf tekens van de dierenriem (aangeduid door het teken ♈);
5. (hist.) belegeringswerktuig, stormram;
6. (hist.) ramsteven;
7. (scheepsb.) balk waaraan touwen zijn verbonden, waarmee hij in een goot heen en weer kan worden bewogen om onder de kiel van een op stapel staand schip wiggen te drijven of weg te stoten: de wiggen werden met forse rammen aangeslagen;
8. heiblok dat met de handen bewogen wordt.