Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Prooi

betekenis & definitie

(<Fr.), v. (-en), roof, buit, inz. van een roofdier of roofvogel: de wolf wierp zich op zijn prooi; — <fig.) het huis was weldra een prooi der vlammen, het ging in vlammen op; het schip was de prooi der golven, het verongelukte; — aan ellende, aan wanhoop, aan wroeging ten prooi zijn, daaraan overgegeven.

< >