Wat is de betekenis van prooi?

2024-04-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

prooi

(19e eeuw) (Zaanstreek, euf.) vrouwelijk geslachtsdeel. • prooi, znw. Vrouwelijk schaamdeel. // Verrek meid, je prooi. (G.J. Boekenoogen en K. Woudt: De Zaanse volkstaal. 1821-1971. Aanvullingen)

2024-04-28
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

prooi

prooi - zelfstandig naamwoord 1. dier dat door een roofdier opgegeten wordt ♢ de leeuw was op zoek naar een prooi 1. aan iets ten prooi vallen [erdoor verwoest worden] Zelfstandig naamwoord: p...

2024-04-28
Jargon & Slang van Studenten

Marc De Coster (2017)

Prooi

Prooi - niet-corpslid.

2024-04-28
Erotisch woordenboek

Hans Heestermans (1977)

prooi

prooi - vr. geslachtsorgaan (Aant. BOEKENOOGEN).

2024-04-28
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

prooi

roof, buit, slagoffer.

2024-04-28
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Prooi

s., proai, bút.

2024-04-28
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Prooi

(<Fr.), v. (-en), roof, buit, inz. van een roofdier of roofvogel: de wolf wierp zich op zijn prooi; — <fig.) het huis was weldra een prooi der vlammen, het ging in vlammen op; het schip was de prooi der golven, het verongelukte; — aan ellende, aan wanhoop, aan wroeging ten prooi zijn, daaraan overgegeven.

Wil je toegang tot alle 19 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-28
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

prooi

m. afk. voor proleet.