Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Parijs

betekenis & definitie

bn. bw., als in, uit Parijs, op Parijs betrekking hebbend: Parijse mode; — inz. in verschillende techn. benamingen: Parijs blauw, Berlijns blauw ; Parijs geel, verfstof voornamelijk uit chromaatgeel bestaande ; Parijs goud, bladgoud van bleekgele kleur; Parijs groen, vergiftig kristallijn poeder, met felgroene kleur, dat vroeger als verfstof gebruikt werd (koper aceto-arseniet): thans nog gebruikt om insecten te doden; — Parijse punten, soort van draadnagels; — Parijs rood, een soort ijzermenie van bijzonder fraaie kleur, inz. gebruikt als poetsmiddel voor zilver; dodekop.

< >