Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Paaslam

betekenis & definitie

o. (-meren),

1. lam dat op Pasen bij de Joden geslacht wordt.
2. Christus bij vergelijking met het offerlam op Pasen; Lam Gods.
3. zinnebeeldige voorstelling van het Lam Gods als een klein schaap, meestal met een zegevaan waarop een kruis.
4. lam omstreeks Pasen geboren; — de boterboer heeft de paaslammetjes gebracht, de in grasboter nagebootste lammetjes, die de boterboer met Pasen aan zijn klanten ten geschenke gaf.

< >