PU'BLIUS — NA'SO, Rom. dichter, na Virgilius en Horatius de grootste uit Augustus’ tijd, geboren te Sulino 20 Maart 43 v. C.
Tot zijn 51ste jaar bleef hij in Rome ; in 8 n. C. werd hij om ons onbekende redenen door Augustus naar Tomi aan de Westkust van de Pontus Euxi'nus (thans Constanza in Roemenië) verbannen, waar hij in 17 is gestorven. Jeugdwerk zijn de Amo'res, minnedichten, en Hero'ides, gefingeerde brieven van mythologische heldinnen, b.v. van Pene'lope aan Ulixes, van Brise'ïs aan Achilles, van Dido aan Aene'as. Verder schreef hij De arte amamli, minnekunst, met als pendant de Remedia amoris, geneesmiddelen tegen de liefde ; de Fasti, een half voltooid leerdicht over de Rom. feestdagen en godsdienstgebruiken en de Metamorpho' seon libri XV, zijn meesterwerk, waarin hij de talrijke gedaanteverwisselingen uit de mythologie van Gr. en Rom., kunstig tot één geheel aaneenrijgt; na zijn verbanning de Tris'tia, klaagzangen, en de Epi' stulae ex Ponto, brieven van de Pontus, uit Tomi gericht aan zijn vrouw en vrienden met de bedoeling zijn terugroeping uit de ballingschap mogelijk te maken, wat evenwel niet gelukte.
