(lag over, heeft overgelegen),
1. over iets heen liggen;
2. (scheepst.) op zijde liggen, overhellen : het schip ligt zwaar over, want de lading is overgegaan;
3. over de andere boeg (gaan) liggen : het schip gaat overliggen, gaat wenden;
4. (van schepen en schippers) langer dan de gewone of de bepaalde tijd blijven liggen ;
5. (van zaad) in de grond blijven liggen en eerst in een volgend seizoen opkomen.