Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Ouwel

betekenis & definitie

1. v. (stofn)., dun, plat gebak van blank, ongezuurd tarwemeel, gewoonlijk helder wit: ouwel wordt in langwerpig vierkante bladen in de handel gebracht; in de geneeskunde wordt ouwel gebruikt om slecht smakende poeders in te nemen ;

2. m. (-s), niet-geconsacreerde hostie;
3. ouderwets middel om brieven dicht te maken: de brief was met een ouwel slordig toegeplakt (Bohn-Beets).

< >