m.,
1. wat geen redelijke zin heeft ; uiting van dwaze redenering, zotteklap, nonsens: ’t is onzin wat hij daar zegt; niemand zal die onzin geloven ; geleerde onzin, onzinnige praat met vertoon van geleerdheid;
2. daad die blijk geeft van gebrek aan verstandig overleg; onbekookte handelwijze: met dit weer die tocht te ondernemen ware onzin.