(onthaalde, heeft onthaald),
1. iem. ontvangen als gast, hem trakteren: de schoolkinderen werden onthaald op krentenbroodjes en chocola.
2. (fig.) vergasten op, ten deel doen vallen: de dames onthaalden het gezelschap op een quatre-mains; — (iron.) iem. op een boetpredikatie, op een pak slaag onthalen.