Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Omstromen

betekenis & definitie

I. (stroomde om, heeft en is omgestroomd),

1. stromen binnen de omtrek van een aangewezen ruimte: eens heeft het jeugdig bloed ook door mijn aderen omgestroomd;
2. her- en derwaarts stromen: plassend in het bloed, dat op het slagveld omstroomde;

II. (omstroomde,heeft omstroomd), stromend omgeven: de rivier omstroomt dit oord; (dicht.) een zachte koelte omstroomt zijn moede leden.

< >