(hakte om, heeft omgehakt),
1. door hakken doen omvallen, vellen: een boom, een bos omhakken :
2. loshakken door middel van een scherp werktuig: je moet de grond eens goed laten omhakken, anders komt het vocht niet aan de wortels;
3. in of op een voorwerp omhakken, er zonder orde of plan hier en daar in of op hakken.